Sunday 29 April 2007

58 jaar geleden....



Gisteren beschreef Curtis het verlangen naar de opening van het nieuwe visseizoen en hij plaatste daarbij een foto, waarop hij trots zijn vangst laat zien. Toen ik dat zag en zijn verhaal las, moest ik denken aan de tijd dat ik nog een schooljongen was en heel vaak naar mijn Oom Jaap in Amsterdam ging. Samen gingen we dan naar Abcoude, in die tijd een dorpje onder de rook van Amsterdam, om daar op de Vinkenveense plassen onze hengels uit te gooien.

Het was altijd weer spannend en we moesten er ook wel veel voor doen. Ik bijvoorbeeld, ging dan op mijn fiets van Den Helder naar Amsterdam. Hengel vastgebonden langs de stang van het fietsframe en onder het zadel. Een linnen broodzakje met wat boterhammen en drinken achterop en dan ruim 80 kilometer trappen op de fiets naar Amsterdam. Ik vertrok dan een dag van tevoren heel vroeg, en ik kan mij nog precies herinneren hoe ik die lange rit in etappes verdeelde. Ik wist op welke plaatsen ik ongeveer 20 kilometer had afgelegd, op die punten stopte ik even om mijn benen te strekken en nam iets te eten en drinken om op krachten te komen. Want geloof me, ik kon behoorlijk goed fietsen, maar ik werd wel moe.

Na ongeveer 5 รก 6 uur flink doortrappen kwam ik in Amsterdam aan. Mijn Oma, waar Oom Jaap bij inwoonde, vond het maar een waagstuk om mij als 11-jarig jongetje die grote afstand te laten fietsen, maar ze was altijd erg blij als ze mij weer zag. Eerst werd ik lekker verwend met eten en drinken, intussen werden er door mijn Oom al voorbereidingen getroffen voor de visparty in Abcoude op de Vinkenveense plassen.

Het aanmaken van aas en deeg was een soort ritueel geworden. Er werden allerlei zaken toegvoegd om het aas en deeg zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de vissen. Ik kan me nog herinneren dat er brood, aardappel, havermouth, stroop en andere kleverige toestanden aan te pas kwamen. Het werd zo lekker gemaakt, dat ik het zelf ook wel zou lusten. Dat bereiden van deeg en aas was een geheim recept geworden. Hiermee moesten we de grootste vissen kunnen vangen. En dan waren er natuurlijk nog de maden en wormen die ook in flinke hoeveelheden waren ingeslagen.

Daarna werd meteen de fietstocht van Amsterdam naar Abcoude voorbereid. In de zomer gingen we in de namiddag weer op de fiets zo'n 12 of 13 kilometer op pad, die afstand weet ik niet meer precies. Op naar Abcoude waar we eerst de nacht gingen doorbrengen in een speciaal soort gelegenheid voor vissers. Het stond te boek als "Hotel Bon", genoemd naar de eigenaar, maar had niet echt de allure van een hotel. Er was naast het echte hotel een bijgebouw met een enorme zolder. Die zolder was door een houten wand in twee ruimtes verdeeld. Aan de ene kant sliepen de mannen, in het andere gedeelte de vrouwen. De gasten konden natuurlijk precies horen wat er aan de andere kant gebeurde en werd gezegd. En geloof me, er werd wat afgelachen, ook al begreep ik in die tijd niet precies waarom er zo gelachen werd, maar achteraf het laat zich nu wel raden.

Voordat we op onze stretchers konden kruipen voor een korte slaap, huurde Oom Jaap een roeiboot waarmee we 's morgens om ongeveer 04:00 uur de plas zouden opgaan. De tijd om te slapen was zo voorbij en in het ochtendschemer kleedde iedereen zich aan, zocht zijn visgerei bij elkaar en vertrokken we met een slaperige kop naar ons gehuurde roeibootje. En dan de plassen op. Man..., ik zie het nog helemaal voor me. Die grote stille plassen en het diep donkere water, met overal veen-eilanden waar je de roeiboot kon aanleggen. In die vroege ochtenduren, als het nog fris aanvoelde en de zon langzaam opkwam, dan hoorde je vanaf de eilandjes de vogels kwetteren, de fuuten en eenden kwamen tevoorschijn en gleden statig over het stille water aan ons voorbij. Af en toe kwakend en tsjirpend. Het zachte geplons van de roeispanen in het water, dit was waar ik die lange vermoeiende fietstocht voor ondernam. Samen met mijn Oom, die maar 13 jaar ouder was, op die plek. Geweldig.

De hengels werden in gereedheid gebracht, aas werd op de bestemde plekken uitgegooid en deegjes werden aan zorgvuldig gekozen haakjes geprikt en daar ging de eerste worp langs een uitgezochte rietkraag. Dan maar afwachten, en je hoefde nooit erg lang te wachten tot je beet had want er zaten in die veenplassen meer dan genoeg vissoorten die wel trek kregen in ons speciaal bereide visdeegje.

Als we vonden dat er genoeg was gevangen, dan werd de vangst meegenomen naar huis, schoongemaakt, gebakken of gestoofd en genoten we nogmaals van al onze inspanningen. Wat een fijne tijd om even aan terug te denken. Bedankt Curtis, dat je mij hier weer op een herinnering bracht. En je kan aan het fotootje zien dat die vele malen door mijn handen is gegaan. De vis is een Brasem en dat kleine meisje achter het glas van de deur is mijn nichtje Jaqueline, het dochtertje van Oom Jaap.

2 comments:

  1. Leuk om jeugdherinneringen op te halen, maar ja die tijd komt nooit meer, helaas.

    Wat het 'Valse kreng' betreft: ik ben een kattenmens en begrijp katten beter dan honden, dus voor mij volgde de buurkat zijn instinct. En de bewuste merel heeft niets geleerd van zijn vervelende ervaring. Ik heb het oude nest weggehaald om een tweede leg op die gevaarlijke plek te voorkomen. Maar ongemerkt heeft de merel weer een nieuw nest gemaakt op dezelfde plek en er liggen inmiddels ook al weer 2 eitjes in.

    ReplyDelete
  2. Wat leuk weer een verhaal van vroeger te lezen!
    En wat lijk je eigenlijk nog steeds in je gezicht, houding en postuur op die elfjarige jongen...
    Zo zie je maar, er verandert misschien minder dan we wel 's denken.

    lfs,
    Marianne

    ReplyDelete